Wat konden arme zielen uit White Territory hier nu mogelijk te zoeken hebben? Het antwoord was simpel als je verder keek dan de smoezelige hoek van iedere straat in Coniuncta Harbour, waar achter de rumoerige kroegen waar brekend glas er als muziek klonk en de donkere zwarte marktjes zompige kloostertjes waren. In het geheim, natuurlijk, en vaak vermomd tot een winkeltje of een kerkje als dekmantel. Weesjes werden er opgevangen die buiten de veilige deuren grote kans liepen om in de Harbour versmokkeld te worden, uitgebuit, bestolen of zelfs vermoord. Dat is waar hij in het vaandel sprong - of, ach ja, iets dat er in ieder geval bij in de buurt leek te komen. In de Harbour was er een zoveelste rel uitgebroken (gebruikelijke gewoonte hier, nam hij maar aan), maar onder alle commotie bleef Vick zakelijk kalm. Glas knerpte onder zijn twee poten toen hij langs de scheefhangende, kapotte deur van een herberg binnenstapte en een roerloos lichaam zag liggen, mogelijk aangevallen door belagers die het pand met stokken en knuppels flink onder handen genomen hadden. 'Wakey-wakey, eggs and bakey~' Hij hing over de man heen en porde de persoon een keer in zijn zij met een kleine beweging van zijn voet. Aan de zwarte habijt te zien was het een monnik. Zijn ogen waren achter in zijn kassen gedraaid en zijn mond was een beetje open blijven hangen in de laatste ademtocht die hij uit had geblazen. 'Hmm - ' Het peinzende, licht teleurgestelde geluidje ontsnapte uit Vicks keel terwijl hij met beide handen op zijn wandelstok leunde en over de dode man heen boog. De monnik moest vast zijn vermoord tijdens de rel die buiten in alle corruptie was uitgebroken. Meestal waren het de monniken en de nonnen die zich ontfermden over de opvang van weesjes. 'Allo allo?' Hij hoefde dan ook niet ver te zoeken in de verwoeste herberg voor hij ze gevonden had. Ze zaten angstig bijeen in een kast verstopt, maar Vick begroette ze met een alleraardigst glimlachje en een klein elegant buiginkje toen hij de kastdeurtjes open zwaaide. 'Shh,' suste hij zacht met een vinger voor zijn lippen. 'Geen paniek. Laat ik vandaag eens een mooi gebaar doen voor een betere maatschappij en - un, deux, trois, quatre, cinq - zes kinderen gelukkig maken. Alles wat je hoeft te doen is dicht bij me blijven. Ik krijg jullie hier veilig uit en neem jullie mee naar een paradijs vergeleken met dit godvergeten gat, hand op mijn hart.'
In de ogen van de kinderslaafjes moest hij zonder meer als een elite held zijn die in een hemels licht neerdaalde om ze in een reddingsactie van hun verschrikkelijk lot te bevrijden. Anders dan dat kinderen zich graag bij hem in de buurt waagden en in een kluitje achter hem aan hobbelden, alsof hij een clown in een pretpark was. Dat kwam vast door de prettige ambiance die hij afstraalde, en het feit dat hij een praatjesmaker was die iedereen als het ware een genegen hand drukte, waardoor men zich vaak meteen op zijn gemak bij hem voelde. En in de wetenschap dat kinderen naïef en blind waren voor de gevaren van de wereld, was een opdracht als dit veelal een eitje. Kom maar bij Vick - en alles komt goed.
Wat zij echter niet wisten en hij wel, was dat hij ze meenam op een escortreis naar het hoofdkwartier van de organisatie waar hij voor werkte. Daar zou er op hen geëxperimenteerd worden en wachtte hen mogelijk een nog erger lot. Het gevolg was dan grote tranen die werden gelaten wanneer de kans bestond dat ze hem ooit weer zagen (als ze dan nog konden huilen), omdat meneer de vos helemaal niet zo geestig, aardig (of ieder andere emotie die bij de allereerste indruk werd gewekt) bleek te zijn. Verschrikkelijk jammer voor al die teleurgestelde kinders, maakte hij daar niet zijn probleem van. Het was puur en alleen omdat hij ook zijn brood moest verdienen en een reputatie hoog te houden had, en wie kon hem ongelijk geven?
(Asura)